Toots Thielemans:
‘Zolang ik kan ademen, blijf ik spelen.’
Foto: Jos Knaepen
Zeg het woord mondharmonica en heel de muziekwereld denkt aan Toots Thielemans. De nu 88-jarige jazzmuzikant is nog steeds op hoog niveau actief. Hij oefent nog altijd 2 à 3 uur per dag. De komende maanden treedt hij op in Vlaanderen, Nederland en Duitsland, daarna reist hij af voor een nieuwe tour door zijn tweede thuisland: Amerika.
Jean Babtiste Frédéric Isodor Thielemans is een van de meest gerenommeerde muzikanten die België kent. Zijn leeftijd noopt hem om het wat rustiger aan te doen. Hij voelt zich echter gezond. De ochtend voor ons gesprek bevestigde zijn dokter dat nog. “Mijn bloeddruk was heel goed en mijn hart klopte ook nog. Alleen niet meer zo rap”, zo zegt hij schaterlachend. Aan stoppen denk ik niet. My body will tell me when… Als ik niet meer kan lopen, dan kan ik nog altijd spelen vanuit een rolstoel. Zolang ik kan ademen, blijf ik spelen. Daarna wordt het moeilijker, vrees ik. Maar ik ben spaarzaam met mijn longen.”
Zijn bijnaam Toots is afgeleid van de muzikanten Toots Mondello en Toots Camarata. De in 1922 in Brussel geboren Thielemans kreeg die koosnaam in Amerika. Hij verhuisde in 1952 naar New York om er met George Shearing, Benny Goodman, Charlie Parker en vele andere grootheden uit de jazz te gaan spelen. “Ik bezit daar nog steeds mijn appartement en ben tevens an American citizen. Ik heb een dubbel paspoort. Ik ben graag in Brussel én New York. Alleen het tijdsverschil wordt een probleem. Vroeger vloog ik van Brussel naar Tokio, Los Angeles, Rio de Janeiro en New York zonder er veel van te merken. Soms een dagje wennen en dan weer optreden. Nu doe ik het inderdaad wat rustiger aan. Hoewel de aanvragen voor optredens blijven komen, vanuit Japan, Thailand, Frankrijk…”
De virtuoze muzikant is een aimabele man. Bescheiden, goedlachs en realistisch. Een man die je uit respect aanspreekt met Meneer Thielemans. Hij groeide op in een hardwerkend gezin in Brussel. Zijn ouders hadden geen enkele muzikale achtergrond en verhuisden na zijn zesde verjaardag naar de deelgemeente Molenbeek om er een winkel in bedrijfskleding te beginnen. De jaren ervoor vond zoonlief interessanter. “Mijn ouders hadden toen een biercafé in de stad. Iedere zondag kwam er een accordeonist met een hoed op spelen. Ik vond dat prachtig en ben op mijn derde begonnen met accordeon spelen. Alles zelf aangeleerd, volledig autodidact.”
Later schakelde hij over op gitaar, onder invloed van Django Reinhardt. Tijdens de oorlogsjaren werd hij gegrepen door de jazz. Ook toen hij in Amerika ging optreden, in de jaren vijftig, was dat als gitarist. “Bij George Shearing speelde ik in die periode per avond hooguit twee nummers op de mondharmonica. Ik heb ook nooit het gevoel gehad dat ik voor de harmonica gekozen heb. De harmonica heeft mij gekozen. Mijn eerste exemplaar kocht ik toen ik 15 jaar was. Ik had een film gezien over een jongen in de gevangenis. Hij speelde, al wachtend op de elektrische stoel, op dat instrument. Dat was fantastisch. Ik ben daarna direct naar de winkel gegaan.”
Regelmatig schakelt Meneer Thielemans tijdens het gesprek over van Vlaams op Engels en grijpt hij naar zijn harmonica. Die bevindt zich altijd binnen handbereik. Hij vertelt over het verzoek van een organisatie uit Luik om vele jaren geleden, tijdens een eerbetoon aan Jacques Brel, diens Ne Me Quitte Pas te komen vertolken. “Kies maar voor dat nummer. Dan komen de traantjes vanzelf.” Ter illustratie speelt hij voor mij privé een stukje van het nummer voor. Ik krijg kippenvel. Thielemans beseft dat. “Dat is een beetje mijn muzikale motto geworden, door de jaren heen: Between a smile and a tear. Er zijn veel goede muzikanten op de wereld, maar blijkbaar ben ik een speciaal geval. Omdat ik anders speel dan de rest. Ik kom er uit met een traantje. Er zit veel emotie in mijn muziek. Ik kan daar mensen mee raken. Willem Duys zei ooit tijdens de opnamen van de soundtrack van Turks Fruit in 1970: Laat Toots zijn mondharmonica maar lekker huilen. Japanners hebben mij vaak gezegd dat ze geroerd zijn: When you play, you make me cly. Ze hebben wat moeite met het uitspreken van de letter R”, zo zegt hij opnieuw hard lachend.
Thielemans speelt louter muziek die dicht bij hem blijft. Van jongs af aan heeft hij astma, maar met 2 x puffen per dag en speciale ademhalingstechnieken kun je een eind komen. “Voor een optreden is volledige controle over de ademhaling noodzakelijk. Zeker als je mondharmonica speelt. Sommige noten bestaan uit zowel in- als uitademen. Dat is niet zo goed voor mijn longen. Vooral als ik dat mooie Sophisticated Lady van Duke Ellington speel. Dat nummer bezit heel veel lange noten. Dat is lastig. Die lange uitblaasnoten mogen niet tot gehijg leiden. Bijna 50 jaar geleden waren er nog geen pufsessies. Geloof het of niet, toen waren er wel speciale astmasigaretten. De geur ervan leek op die van marihuana. Het inademen ervan zou voor verlichting zorgen. In Amerika stak ik er eens een op in de kleedkamer. Al die muzikanten daar roken die geur en verklaarden acuut ook astma te hebben!”
De muzikant verklaart meer nummers voor anderen opgenomen te hebben dan eigen albums. Toch is zijn discografie indrukwekkend. Naast nieuwe muziek (hij ziet in de jonge Amerikaans/Zwitserse mondharmonicaspeler Gregoire Maret een van zijn belangrijkste opvolgers) luistert Thielemans ook nog steeds regelmatig naar dat eigen werk. “Dat is niet om mijn ego te strelen. Dat doe ik om te weten te komen wat ik níet meer moet spelen. Ik selecteer. Ik ben als een boom in een hof. Sommige takken zijn versleten. Iedere jazzmuzikant heeft zijn eigen clichés, zoals ook iedere auteur zijn stopwoordjes en uitdrukkingen kent. Daar moet je rekening mee houden. Ik speelde 50 jaar geleden bij Benny Goodman ongeveer even rap dan nu, maar ik zag laatst ook een opname terug uit 1981 in het Casino van Oostende. Daar speelde ik zo snel, dat kan ik nu niet meer. Ik ben altijd al een aanhanger geweest van het principe ‘less is more’. De laatste jaren ben ik dat nog meer gaan toepassen.”
Toots Thielemans gaat met zijn tijd mee. Hij verwijst in het gesprek regelmatig naar muziek op zijn iPod en zijn filmpjes op YouTube. “Geweldige uitvindingen. Op YouTube kun je me zien optreden met Peggy Lee of Stevie Wonder. Even op een knopje drukken en ik ben 40 jaar jonger, ha ha.” Hij mag dan 88 jaar jong zijn, Thielemans is compleet van deze tijd en praat nog even enthousiast over zijn muziek van nu, dan over die in de perioden dat hij met grootheden als Jaco Pastorius en Bill Evans speelde. Hij heeft ook altijd met veel plezier in Nederland gespeeld en heeft een bijzondere band met Nederlandse muzikanten, zoals Hans van Oosterhout en Hein van der Geyn. Thielemans: “Tijdens het volgende optreden in Antwerpen treed ik zelfs samen op met drie Hollanders: toetsenist Karel Boehlee, drummer Joost van Schaik en bassist Clemens van der Feen. Let vooral op die jonge bassist; een geweldig talent uit een zeer muzikale familie.”
Hij repeteert nog 2 à 3 uur per dag. Voornamelijk toonladders en standards. “Werk van Miles Davis en John Coltrane. Niet zo heel modern misschien, maar wel vol mooie melodieën. Dat is zeer belangrijk in mijn werk. Al mag ik nog zo vrij improviseren, de melodie mag nooit ver weg zijn. Die zorgt mede voor dat traantje en die glimlach.” Eind maart en begin april vliegt hij naar The States om er in Boston, Washington en New York op te gaan treden. Daar hernieuwd Toots de samenwerking met pianist Kenny Werner. Hij kijkt er naar uit. “We doen onder meer 6 shows in de nr. 1 jazzclub van de wereld: Blue Note in New York. Dat is niet alleen een eer, dat is ook een uitdaging. Iedere week staan er hele grote meneren in die club. De ene week speelt daar Wayne Shorter, de andere week Bill Evans en dan ik. Dat blijft een vreemd idee”, zo redeneert hij bescheiden als altijd. Amerikanen zien Thielemans als iemand van bij hen. Quincy Jones vertelde in Thielemans zelfs nooit een echte Belg gezien te hebben. Die konden namelijk nooit zoveel soul in hun donder hebben. “Je moeder zal wel een keer een verhouding gehad hebben met een zwarte Amerikaan, vertelde hij mij lachend. Om daarna te zeggen: You’re the blackest motherfucker I know. Hij bedoelde dat uiteraard als een compliment. Ik gebruik dat ene woord zelf echter nooit. Uit respect voor de zwarte gemeenschap.”