Terugblik op het leven van Willem de Ridder

“Ik bood jonge revolutionairen een podium”

Foto: Willem Jongeneelen

Volgend jaar bestaat de Amsterdamse poptempel Paradiso 50 jaar. Daar komt uiteraard een mooi feestje bij kijken. Dj Isis is onlangs al eens in Bussum bij medeoprichter Willem de Ridder langs geweest. “Om te polsen of ik daar op de een of andere manier bij betrokken kon worden. Zonder mij kan dat natuurlijk niet doorgaan! Onzin natuurlijk. Maar uiteraard werk ik er graag aan mee.”

De in Den Bosch geboren Willem de Ridder (78) zit op zijn gemak aan de lange eettafel in zijn statige huis aan de rand van Bussum. Hij ziet nog een beetje pips. “Ik ben nog deels aan het herstellen van wat hartklachten. Het was een tijdje lastig met de ademhaling. Er moest wat vocht achter het hart afgevoerd worden. Maar verder gaat alles prima. Er komt nog veel op me af en iedere maandagavond maak ik nog mijn Ridder Radio, te beluisteren via mijn website willemderidder.com. Geen muziek, vooral praten. Tetteren, met anderen.” Een gesprek met Willem de Ridder, dat kan over van alles gaan. Om te beginnen was hij een bijzonder (beeldend) kunstenaar, die graag zijn werkterreinen verlegde en verbinding zocht met muziek en theater. De voortdurende verandering maakte hem tot onderdeel van de in New York ontstane kunststroming Fluxus. Hij was daarnaast ook een roemruchte radiomaker, een begenadigd verhalenverteller, hij maakte films, richtte tijdschriften als Hitweek, Aloha en Suck op en initieerde tal van belanghebbende zaken, zoals het creëren van een eigen podium voor jonge revolutionairen in Amsterdam: Paradiso. De basis voor dat alles werd echter gelegd in Brabant. In Den Bosch, waar Willem opgroeide als de ietwat recalcitrante zoon van een techneut. Het leven in Den Bosch voor tiener De Ridder verliep niet altijd even vloeiend.

Mes

“Ik studeerde aan de kunstacademie, maar mijn pa vond dat ik een baan moest nemen. Ik kwam terecht bij een verzekeringsmaatschappij in het hart van ’s-Hertogenbosch en moest in het archief kaarten gaan zoeken en daar gegevens op typen. Vanachter een grote glazen ruit zaten vier directeuren mij daar constant aan te kijken. Om gek van te worden. Het leidde tot de belangrijkste beslissing die ik ooit in mijn leven genomen heb: ik wil nooit meer een baan en ik wil niets meer met geld te maken hebben. Ik liep naar mijn bureau, schoof de typemachine van het blad op de grond en werd op staande voet ontslagen.” Het vervolg, de kunstnijverheidsschool, was ook geen onverdeeld succes. “Ik was wel creatief, maar ik spijbelde veel. Als ik naar school ging, was het om verf te lenen en een leuke meid als model uit te zoeken. Een keer werd ik zelfs een klas uitgezet waar ik daadwerkelijk in hoorde te zitten op dat moment. Ik kon het de leraar niet kwalijk nemen; hij had me nog nooit gezien, want ik was er eerder nog niet geweest.”

Ook al ging hij niet naar school, actief was Willem altijd al wel. Als verhalenverteller voor kinderen die ’s ochtends vroeg speciaal daarvoor al bij hem op de stoep stonden, als poppenkastspeler of goochelaar. “Ik heb zelfs nog even in een pantomimegroep gezeten. Ook was ik geïnteresseerd in geluiden en seriële muziek. Ik richtte MES op (Mood Engineering Society). Muziek is niet alleen klank, maar kan ook staan voor beweging, kleur en licht. Ik organiseerde met componisten als Peter Schat, Louis Andriessen en Mischa Mengelberg concerten. Dan werd er een toon aangeslagen en bleven wij vervolgens stil. Uiteindelijk begon er altijd wel iemand in het publiek te praten. Dat herhaalden we dan, totdat iemand weer wat riep en wij ook dat weer herhaalden. We lieten feitelijk het publiek zo het stuk maken. De pers vond dat natuurlijk maar belachelijk.”

Rookbommetjes

Geld mocht dus voor Willem de Ridder nooit meer een beweegreden zijn om iets wel of niet te doen in zijn leven. Dat leverde boeiende keuzes op. Steeds nieuwe, want ook de kunst raakte hij op een gegeven moment beu. “Al sloeg mijn laatste kunstje dan wel weer in als een bom. Ik haalde demonstratief mijn lege papier van de ezel en verfrommelde het tot een prop. Ik noemde het PK, Papieren Konstellatie. Haalde ik er toch weer musea mee. Het PK-concept werd uitgebreid naar andere kunstvormen. Het is feitelijk niet meer weg te denken, want het wordt nog steeds geïmiteerd. IKEA verkoopt tegenwoordig propschemerlampen.” De Ridder vertelt dat hij zich destijds bij kunstmanifestaties ook wel recalcitrant opstelde. “Dan nodigden we de burgemeester en wethouders uit voor de opening, maar saboteerden we de boel ook weer zelf door rookbommetjes te gooien. Nadat mijn pa mij na zo’n incident van het politiebureau had opgehaald, was het klaar voor hem. Hij heeft me wat geld gegeven en me hoogstpersoonlijk op de trein naar Amsterdam gezet. Daar hoorden dat soort mensen volgens hem thuis, niet in Den Bosch. Even later woonde ik onder de Westertoren en begon het Amsterdamse avontuur.”

Zijn vader was streng voor hem. Toch beseft zoon Willem anno 2017 dat hij zijn creatieve geest wel degelijk van zijn vader heeft meegekregen. “Pa was techneut. Wij hadden thuis al een tv toen er nog géén tv te koop was. Er waren in die periode experimentele uitzendingen van Philips, voor mensen met testmodellen. Wij hadden geen testmodel, pa had zelf een tv gebouwd. Ook de bandrecorder had hij helemaal zelf vervaardigd. Hij was een bijzondere man. Hij kon al grammofoonplaten opnemen tijdens de Tweede Wereldoorlog.” Willem was creatief op andere manieren. Hij initieerde veel en van alles. Vaak precies op het juiste moment, want hij had een geweldige neus voor de tijdgeest. “Alles gebeurde gewoon. Dat ging vanzelf. Ik heb nooit lang over zaken nagedacht. Een goed idee is een goed idee.”

Hitweek

In 1965 verscheen het eerste exemplaar van het baanbrekende tijdschrift Hitweek. Op de cover stond een verhaal over The Rolling Stones en een foto van Brian Jones. Binnenin stond een Beat Agenda voor optredens in Amsterdam en een lijstje met Biet In De Provincie. Er was een artikel over fotograaf Ronnie Hertz, één over Haagse oorringen (Golden Earrings), een stuk over Flashing Fashion en een  reportageachtige  bijdrage over op vakantie gaan als beatnik. “Die tijd was het. De tijd van Satisfaction. In de hitparade die erin afgedrukt stond,  stond  dat nummer van The Rolling Stones op nummer 1 die week. In 1965 bestonden al wel bladen als Muziekparade en Muziek Express, maar die waren commercieel en stonden vol met commerciële foto’s. Het idee achter Hitweek was totaal anders: iedereen mocht het vullen. Het was Facebook avant la lettre.”

Het antwoord op de vraag waarom  hij  in 1965 Hitweek startte, begint volgens Willem twee jaar eerder. “In 1963 werd ik samen met Wim T. Schippers gevraagd om een tv-programma te maken voor de VARA over nieuwe kunst. Dat programma heette Signalement en we besteedden aandacht aan Pop Art, Nouveau Realisme en zo meer. De pers dacht dat we een aantal zaken verzonnen hadden, want welke kunstenaar heette nu Warhol? Bij Hitweek draaide het ook om nieuwe zaken signaleren. Ik houd ervan onbekende gebieden binnen te gaan. Ik had nul ervaring met een tijdschrift maken. Ik kon en wilde dat ook niet alleen doen. Iedereen, alle lezers en geïnteresseerden, mocht het vullen. Bovendien wilde ik graag samenwerken met Peter J. Muller. Hij was de man achter Beatbox, gedrukt met lood. Dat blad zag er prachtig bizar uit. Die samenwerking kwam er.” Dat met lood drukken was volgens Willem een heel gedoe. Daar wilde hij van af. “Dat werkt met matrijzen. Erg arbeidsintensief. Ik wilde wel van alles doen, maar het moest niet op werken gaan lijken. Uiteindelijk hoorde ik dat een paar werkstudenten een offset rotatiepers hadden aangeschaft. Die nieuwe drukpers was ideaal. Ik kon collages maken voor een pagina en die vrij simpel drukken. Ik ging samenwerken met die drukkers, zelf ook jonge revolutionairen. We deelden het standpunt dat het hoog tijd was ook andere jongeren, jonge revolutionairen, een stem te geven. We besloten om eerst alleen de voorpagina van Hitweek 1 te drukken. De achterkant bleef leeg, op één regel na: ‘Als jullie niet gaan schrijven, komt het blad niet uit’. We deelden de vellen uit in Amsterdam, maar ook verder in het land. Dat hielp. We kregen veel reacties. Er kwamen bijdragen uit het hele land. Hitweek was een feit.”

Zappa

De onderwerpen in Hitweek mochten een heel breed spectrum belichten. De popmuziek nam al snel nagenoeg het hele concept over. “Redelijk logisch. Pop was voor het overgrote deel van de jongeren de centrale inspiratiebron. Bovendien waren het bijzondere tijden in de popmuziek.” Het oog van de interviewer valt op een beeld op de schoorsteen van huize De Ridder. Het is een originele Edison, met het jaartal 1968 erop. Ik kan me echter niet herinneren dat Willem de Ridder ook nog een gerenommeerd muzikant of vermaard zanger was in die tijd. “Toch is het beeldje echt. Het is een Edison, toegekend aan Frank Zappa. Hij ontving die voor We’re Only In It For The Money. Bij de prijsuitreiking werd een stuk gedraaid van de gecensureerde versie van het album, uitgebracht zonder zijn toestemming. Hij was zó boos dat hij de prijs weigerde en het beeldje aan mij gaf.” De vriendschap tussen Zappa en De Ridder bestond al iets langer. “Frank ontdekte dat er in Nederland een blad bestond waarop hij de cover sierde vanwege zijn debuut Freak Out!. Dat was Hitweek. Dat vond hij zó geweldig, dat hij bij zijn eerste bezoek aan Nederland ons kwam opzoeken. Hij was een schat van een man. Later ben ik ook eens bij hem langsgegaan, toen hij in het Hilton Hotel logeerde. Daar zat hij aan tafel te componeren. Noten schrijven. Zonder gitaar of piano in de buurt. De muziek zat in zijn hoofd.” Een andere bijzondere ontmoeting uit die periode in datzelfde hotel is er één met John Lennon en Yoko Ono. “Ze lagen daar in bed als pacifistische protestactie. Dat kreeg veel aandacht. Ik was er voor een radio-interview. Ik besloot ter plekke John een onzinvraag te stellen in een onverstaanbaar soort brabbeltaal. Zonder blikken of blozen antwoordde John me in hetzelfde taaltje terug. Yoko, als kunstenares ook verwant aan Fluxus, vond het prachtig. Of de luisteraars er ook zo over dachten, weet ik niet.”

Suck

Hitweek, met uiteindelijk schrijvers als André van der Louw, Koos Zwart, Laurie Langenbach, Jan Donkers en Wim Bloemendaal als min of meer vaste medewerkers, bestond als weekblad tot 1969. Vanaf het moment dat het werd omgedoopt tot Aloha verscheen het om de twee weken. “Dat scheelde heel veel werk. Ik had echter al lang mijn zinnen weer gezet op andere zaken die op mijn pad kwamen.” Een ervan was de start van het Engelse tijdschrift Suck. “Het verhaal daarachter is mooi. In de periode van Hitweek kwamen er bij ons heel veel artikelen en foto’s binnen over seksualiteit. We besteedden daar wel aandacht aan, maar er kwam zó veel; dat paste er allemaal niet in. Hitweek had er echter wel voor gezorgd dat er allerlei bladen ontstonden die min of meer op onze manier samengesteld werden. De redactie van het Britse International Times vertelde me jaloers te zijn dat wij jongeren ook op het gebied van seksualiteit redactioneel de ruimte gaven. Hij zei dat ze dat in Engeland nooit zouden durven drukken. Ik zei: dan doen wij dat toch voor jullie! Onze drukker was daar wel voor in. Ik wist ook dat er gelazer van kwam, dus na het drukken, verstopte ik de hele oplage, kocht cake en thee, en wachtte af. En ja hoor, daar stonden ze bij me voor de deur: The Scotland Yard. Ze konden niets vinden. Heel leuk vond ik dat!”

Paradiso

Het labeltje ‘seks’ bleef een tijdje aan De Ridder plakken. Niet dat hij daarmee zit of zat. Hij verdiende een korte periode, in zowel Amerika (waar hij in Los Angeles een tijd in het huis van acteur Gary Cooper woonde) als Nederland veel geld met het opzetten van telefonische sekslijnen. Daar bleek veel behoefte aan. Het idee ontstond min of meer bij toeval, nadat er een cassette met geluiden van een sadomasochiste bij het Amerikaanse blad Finger was gevoegd. Interessanter voor de muziekminnende lezer van Soundz is echter het feit dat Willem de Ridder tussendoor, in 1968, aan de wieg stond van de hoofdstedelijke poptempel Paradiso. “Het idee voor een eigen gebouw voor vrije happenings begon met een vraag van de voorzitter van de Stichting Jeugd & Muziek. Dat was de wat suffe naam voor een stichting met op zich goede bedoelingen. Die man vroeg me of ik één avond in de week in Felix Meritis de leiding op me wilde nemen. Dat vond ik prima, maar alleen als ik het helemaal anders mocht aanpakken.” Willem de Ridder had de volgende opzet bedacht: het publiek mocht favoriete muziek meebrengen en moest die aan hem geven, want De Ridder besloot zelf als dj wat er wanneer gedraaid werd. “Zodra de mensen hun meegebrachte plaatje hoorden, sprongen ze het podium op en konden ze doen wat ze wilden. Dansen, live meespelen, whatever. Het liep storm. Later probeerde ik bij de wethouder van Amsterdam om die leegstaande kerk aan de Weteringschans bij het Leidseplein los te praten. Het werd eindeloos vergaderen. Hij vertrouwde het niet. Jongeren moesten in de gaten gehouden worden. Aan de andere kant sprak het idee om hangjongeren binnen een plek te bieden waar niemand last van hen had die notabelen ook wel aan. Ik zei hen: we noemen die plek Paradiso, een kosmisch ontmoetingscentrum. Daar snapten ze dan weer helemaal niets van. In de tussentijd ging ik alvast aan de gang met hetzelfde concept in een clubhuis aan de Prins Hendrikkade. Daar werd, één dag voordat Paradiso openging, Fantasio gelanceerd. Daar kwamen 2000 mensen op af, terwijl er maar 800 man het clubhuis in kon. Ook in het grotere Paradiso liep het snel storm. And the rest is history…”

Tegengeluid

(I Can’t Get No) Satisfaction van The Rolling Stones was typerend voor 1965 en de periode dat Hitweek werd opgericht. De jongeren wisten er wel raad mee en begonnen de gevestigde orde langzaam te veranderen, waar dat mogelijk was. Willem de Ridder was destijds eigenlijk een punker avant la lettre, dankzij zijn Do It Yourself-gedachte. Vanaf 30 maart 1968 stonden er jongeren met een joint in de ene en een Green Tambourine in de andere hand met The Lemon Pipers mee te zwieren en zwaaien in Paradiso. Dat werd daarna al snel dé poptempel van Nederland. Popmuziek in de hippieen provotijd was iets rebels voor revolutionaire jongeren. Het is er nog altijd, een tegengeluid, maar popmuziek anno 2017 is ook deels human interest geworden. Popmuziek wordt breed gedragen bij concerten, waar soms drie generaties gezamenlijk heen gaan. Willem de Ridder kijkt niet met weemoed terug. Hij gaat altijd door. En Dylan zong het al destijds: The Times They Are A Changin’. “De mentaliteit uit de jaren 60 is niet helemaal verdwenen. Niet iedereen is braaf. En niets gebeurt zomaar. Ook nu staan er weer jongeren op. Miljoenen momenteel, binnen de Islamitische gemeenschap bijvoorbeeld. Tegen de traditionele systemen en denkwijzen van hun geloof. De boel moet om, zo vinden ook zij. Vreemd dat die categorie Islamieten zo weinig aandacht krijgt. Wat dat betreft is er inderdaad weinig veranderd. Er zijn altijd groeperingen die tegen beter weten in jongeren op hun plek willen houden. Dat gaat ze uiteindelijk niet lukken.”

Boek: The adventures of Willem de Ridder

The goal of the journey is the journey itself. Dat is de kop van de inleiding die de samenstellers Harry Ruhé en Jeannette Dekeukeleire het Engelstalige boek meegaven. Op de achterflap wordt kort opgesomd wat Willem de Ridder, ‘an artist of ideas’, allemaal initieerde, promootte of waar hij om geroemd wordt. In het boek wordt in acht hoofdstukken belicht wat zijn rol was bij Fluxus en Mood Engineering Society (MES), bij de uitgave van zijn ‘journal for twieners’ Hitweek/Aloha en het taboedoorbrekende magazine Suck, en wat zijn kijk was op radio, theater en geschiedenis als storyteller. Het laat zich lezen als een biografe van de tegencultuur. Ruhé en Dekeukeleire, beiden galeriehouders en publicisten uit Amsterdam, belichten met liefde en kennis ook over de strijd die de altijd experimenterende beeldend kunstenaar en avonturier Willem de Ridder al vechtend tegen de moraalridders en de gevestigde orde voerde. Ze mochten voor het samenstellen van deze uitgave putten uit het privé fotoarchief van De Ridder. Dat heeft een boeiend, rijk geïllustreerd levensverhaal opgeleverd van een man van belang met meer dan zeven levens.

The Adventures of Willem de Ridder – Harry Ruhé & Jeannette Dekeukeleire. CultClub Edition, Stadhouderskade 133, Amsterdam. ISBN 978-90-812458-8-3 30