Stewart Copeland
The Police van binnenuit
Drummer Stewart Copeland filmde zes jaar lang elke stap die hij met The Police zette. Zijn documentaire Everyone Stares, nu ook online en op blu-ray te zien, geeft een rauwe blik op een relatief onbekend trio dat zo groot wordt dat het onder zijn succes bezwijkt. “Opeens waren we in een videoclip van Duran Duran terechtgekomen.”
Stewart Copeland noemt Everyone Stares – The Police Inside Out een roadmovie. Die start in het jaar 1978. Copeland: “Tijdens een tournee door Amerika hadden we na anderhalf jaar ploeteren zonder rooie rotcent voor het eerst een paar dollar in onze portemonnee. In Phoenix, Arizona kochten we alle drie impulsief een camera. Andy was de specialist. Hij had er echt verstand van. Ik besloot geen fototoestel maar een Super-8 filmcamera aan te schaffen. Dat hebben ze geweten. Meteen begon ik alles vast te leggen. On the road, in motels, op de de podia, voor en na de shows. Niemand dacht dat ik ooit iets met die opnamen wilde doen, maar ik zag er meteen een blockbustermovie in. Een film vanuit de eerste persoon. Een muziekdocumentaire die resoluut anders is dan alle andere. Omdat de camera ín de band zit.” Alles wat er intern, of in de directe omgeving van The Police gebeurde werd geregistreerd. Van het reizen, het wachten, ruzies, de lol, het steeds groter wordende succes tot aan de gekte van de fans. Zeldzaam aan deze documentaire is ook dat Copeland zo vroeg in de carrière van de band ging filmen. The Police had er al wel een jaar optredens op onooglijke plekken in Europa opzitten (zoals hun Nederlandse debuut in dorpscafé De Kienstobbe, in het Drentse dorp Tweede Exloërmond), het succes moest feitelijk nog beginnen.
Stewart Copeland was de enige Amerikaan in het in Londen gevormde trio. Zijn vader, Miles Copeland Jr., was ooit muzikant in het beroemde orkest van Glenn Miller, maar tevens CIA-agent. Dat zorgde ervoor dat Stewart zijn jeugd deels doorbracht in Egypte, Libanon en Groot-Brittannië. Na drie onvoltooide studies en een baantje als roadie bij Wishbone Ash, kwam hij in 1973 als tourmanager van Joan Armatrading terug in Engeland. In 1976 richtte hij samen met zanger/bassist Gordon Sumner (Sting) en gitarist Henry Padovani The Police op.
Sting en Copeland wilden ook Andy Summers als gitarist inlijven, maar die wilde pas komen als Padovani vertrok. Dat gebeurde ook. “De band kwam tot volle bloei dankzij het contrast tussen onze karakters. We hadden alle drie een muzikaal verhaal. Maar laten we eerlijk zijn: Sting is een groot songschrijver. In het begin realiseerde hij zich dat niet eens. Omdat alles als vanzelf ging. Een eigen stijl ontwikkelen? Daar hebben nooit over nagedacht. We volgden onze instincten. Zoals ook mijn drumspel zich onder invloed van reggae en dub ontwikkelde. We kwamen op in de punkperiode, maar we zijn nooit echte punkrockers geweest. Het enige aspect dat we met de punk gemeen hadden, was dat we ons aan geen enkele regel conformeerden. We hadden overal schijt aan.”
Onvaste hand
Het monteren van Everyone Stares moet een hele klus geweest zijn. Copeland lacht. “Dat viel mee. Ik ging chronologisch aan de slag met de 52 uur aan opnamen. Ik heb een klein beetje gesmokkeld met de volgorde van een paar liveshows in Europa en Amerika. Ik denk dat het gelukt is een waarheidsgetrouw verhaal te schetsen. Maar dat moest wel gebeuren met de rauwe, uit de onvaste hand geschoten opnamen. Ik had geen overzichtsbeelden of rustige, vanaf statief gemaakte shots. Ik moest het doen met wat ik had; opnamen uit het echte leven. Er wordt dus wel iets gevraagd van de ogen en het brein van de kijker. Het is veel, het gaat snel en niet alles is altijd even scherp. Maar het went. Zoals ook de oren aan geluidsopnamen van afwijkend geproduceerde of geregisseerde muziek dat kunnen.” De drie bandleden hadden onderling veel mot, zo wil het cliché. Dat beeld wordt volgens de maker met deze documentaire wat bijgesteld. “Natuurlijk ontstonden er spanningen. We werden als drie niet-hippe gasten plots onderdeel van een compleet nieuwe muziekscene en wisten amper wat ons overkwam. Maar je ziet in de documentaire ook dat er ongelooflijk veel werd gelachen. Vooral Andy is een clown. Ik ook wel, maar dat zie je minder omdat ik altijd die camera vastheb. Uit de commentaren in de film spreekt ook veel respect voor Sting. De door hem geschreven hits veranderden resoluut ons leven en maakten ons rijk. Een andere reden dat we 60 miljoen albums verkochten was dat we muzikaal-technisch aan elkaar gewaagd waren en elkaar stiekem beter maakten. Ze vragen me weleens waar het uiteindelijk fout ging in The Police. Het ging nergens fout. Het ging juist te goed. We wilden onze vleugels uitslaan en concludeer.den dat we elkaar niet meer nodig hadden. Er waren louter artistieke redenen voor de split. Er kwamen nergens kwade bedoelingen bij kijken en er waren ook geen botsingen van ego’s, zoal vaak wordt beweerd.”
Zombies
Het spelen in The Police kreeg gedurende de jaren ook een keerzijde. Halverwege de film verklaart Stewart Copeland licht cynisch: “Het is nu officieel: we mogen onszelf rocksterren noemen!” De documentaire begon tijdens een tournee in 1978, waar vooral nog veel zieltjes gewonnen moesten worden. De documentaire bezit ook beelden van de groep op Pinkpop, dat toen nog in Geleen was. Eenmaal aanbeland in 1981, in aanloop naar het derde album, beginnen de groepsleden zich steeds meer als zombies te gedragen, weet Copeland vaak niet eens meer in welke stad hij zich bevindt en bekruipt hem het gevoel dat de band tot een industrie is geworden. Wat begon als een vriendenclub en familiaire broederschap werd een wel heel grote, zakelijke onderneming.
Tijdens een wat decadent fragment in Everyone Stares luidt de conclusie dat het leven van de band plots wel erg op een videoclip van Duran Duran begint te lijken. “We zaten op Hawaii op een boot met alle blonde dames die er in de stad voorradig leken. Dat lijkt wellicht ruig, maar al die roem en glorie werkte op mij vervreemdend en beangstigend. Ik kreeg last van sociale duizeligheid. Een normaal leven heb je niet meer. Je komt op prachtige plekken, denkt soms in het paradijs te zijn, maar realiseert je ook dat de band op je zenuwen begint te werken. We steunden elkaar steeds minder. We vereenzaamden, ondanks al die drukte om ons heen. Hoe briljant de ideeën van Sting ook waren, vanaf het vierde album werden de geniale invallen schaarser.”
Orkesten
De solocarrière van Sting kwam daarna tot volle wasdom, Andy Summers maakte veertien soloalbums en Stewart Copeland realiseerde ruim zestig soundtracks en speelde in de groepen Animal Logic (met Stanley Clarke), Oysterhead (met Les Claypool) en een vernieuwde versie van The Doors (met Ray Manzarek, Robbie Krieger en Ian Astbury van The Cult als zanger). Optreden doet hij ook nu nog volop. “Met orkesten. Ideaal! Ik schreef twintig jaar filmscores. Dat materiaal voeren we live uit. Orkesten zijn verbazingwekkend. Ze klinken gevoelig, boos, opwindend, noisy, vurig of hartverwarmend mooi. Ik zou graag nog eens in het Amsterdamse Concertgebouw spelen, met een Nederlands orkest. In 2015 werkte ik voor een documentaire samen met de geweldige Nederlandse dirigent Jaap van Zweden, in Dallas.”
Copeland fungeert in de orkesten als een van de muzikanten. “Ik word ingevlogen, ben vooraf ook verplicht mijn huiswerk te doen, maar heb nooit gezeik met de bassist, haha. Nee, dat was geen uithaal naar Sting. We zijn op goede voet. Laatst ben ik met Andy Summers naar een concert van Sting geweest in New York. We’re all on speaking terms again. Er zijn geen plannen voor een reünie van The Police, maar ik sluit die in de toekomst zeker niet uit.
In 2020 zijn er al wel plannen voor nieuwe shows met Oysterhead, vertelt Copeland. “Ook leuk. En ik ben een nieuwe, wetenschappelijke documentaire aan het maken over het doel en de zin van muziek. Er werken naast wetenschappers veel muzikanten aan mee: Bobby McFerrin, Patti Smith, Sting… Ik interviewde hem in New York en het was een aangenaam en diepgaand gesprek. Het viel hem ook op dat we in al die jaren samen in The Police nooit op die manier over muziek gesproken hadden.”